Utrecht - Donkerstraat 15
1993.0001a
824: Vereniging 'Het schoolgesticht der rooms-katholieke behoefige jeugd in de stad Utrecht'





Het Utrechts Archief,
door G. Boer; september 1993: Inleiding op de inventaris op bovengemoemd archief. Hier een deel van deze tekst (kleur en links toegevoegd - UDS).

"Aan de Zeer Eerwaarde Heeren Roomsch Catholyke Pastoren binnen de stad Utrecht en derzelver vrijheid" deed J. Mulder, toen het enige katholieke lid van het gemeentebestuur, op 14 januari 1806 de brief toekomen, die als aanzet gezien kan worden tot de oprichting van het Schoolgesticht. Volgens Mulder werd het gebrek aan opvoeding van katholieke minvermogenden uiteindelijk "oorzaak eener voorbeeldeloze domheid onder hun, waardoor dan niet alleen eene woestheid in zeden, maar ook een voortdurend gemis van verbetering in beschaafdheid, herstel in beoeffendheid en ontoegankelijkheid tot voorregten, blijft voortduren". Het werd nu tijd daar iets aan te doen en het eenvoudigste middel zou zijn "de gelegentheid tot leeren voor de arme jeugd". Hij stelde voor "een proef voor deeze stad te doen neemen om een eindperk aan die voortdurende ongeletterdheid onzer Roomsche behoeftige jeugd daar te stellen" en hij nodigde de pastoors uit voor een bijeenkomst.
[...]
In 1806 werd het gebouw 'de Spinzezaal' in de Boterstraat als Armenschool aangekocht. De eerste hoofdonderwijzer was Hendrik Rigt uit Vogelenzang. De R.C. Armenkamer vergaf het merendeel van de beschikbare schoolplaatsen, al hield iedere regent van de stichting het recht zelf een bepaald aantal kinderen toe te laten.
In 1837 waren er 540 leerlingen, zodat de school te klein werd. Van de Armenkamer werden daarom enige lokalen gehuurd in het Zoudenbalchhuis aan de Donkerstraat. Voor de hier schoolgaande kinderen moest schoolgeld betaald worden, zodat sprake was van een burgerschool. Omdat de gemeente weigerde een vergunning af te geven voor de niet-armenschool, beschouwde het Schoolgesticht de lokalen aan de Donkerstraat als "bijschool".



In 1856 vroeg de Armenkamer de lokalen terug, terwijl de school in de Boterstraat opnieuw te klein werd. Daarom werd het terrein met het gebouw 'De Blauwe Druif' aan de Alendorpsteeg aangekocht. Hier kwamen een burgerschool voor 400 ą 500 leerlingen, en een armenschool voor 700 leerlingen. Tevens werd hier een regentenkamer gebouwd.
In 1870 kon nog een school aan de Waterstraat worden geopend.
In de volgende jaren richtten de rooms-katholieke parochies steeds meer eigen scholen op, waardoor de scholen van het Schoolgesticht overbodig werden. De armenschool aan de Alendorpsteeg, sinds 1888 nog enkel meisjesschool, werd in 1903 aan de Dominicusparochie verkocht, en die aan de Waterstraat later aan de aartsbisschop. De opbrengst van de aanwezige fondsen werd gebruikt ter ondersteuning van de scholen van de parochies. In 1920 werd deze ondersteuning overbodig door de uitwerking in de Lager Onderwijswet van de wettelijke gelijkstelling van het bijzonder en het openbaar onderwijs.
De vereniging is als subsidiėrende instelling blijven bestaan; bij een statutenwijziging in 1980 werd de naam veranderd in "Het Schoolgesticht ten behoeve van de katholieke jeugd in de stad Utrecht".